Wij zijn twee losgelaten meiden in de Kalverstraat Twee grieten die iets zoeken Wat niet in dikke boeken Maar ergens in de diepte van ons onbewuste staat Wij vallen tegen jongens aan en gillen: "O, pardon" We doen of we enkel Frans verstaan Dan lachen wij ons krom "Je wiel draait", roepen we ook wel Tot wie een fiets berijdt We slenteren en vallen We duwen en we lallen Twee losgelaten meiden in hun puberteit
Wij zijn twee gezworen vriendinnen Die altijd wat lolligs verzinnen Zoiets waar je je rot om lacht, wij tenminste wel Wij houen van een lolletje En van een flinke rel We roepen "Hee" tegen jongens is plusfiuren En: "Kijk je nog us om" uit pure vrolijkheid We lebberen aan ijsjes Toch zijn we grote meissies We zitten midden in de puberteit! (Maar dat weten we niet)
Wij zijn twee losgelaten meiden in de Kalverstraat De grote paedagogen Zien iets in onze ogen Wat op de zwartste bladzij van hun opvoedboekkie staat Nog lopen w'achter jongens aan Nog lachen wij ons rot Maar eens hebben wij schorten aan En koken wij de pot En onze dochters houen we thuis De Kalverstraat ten spijt Die gaan we dan verklaren De dreigende gevaren Voor losgelaten meiden in hun puberteit