De Vrouwenbond van Lutjehiel, een dorp dat aan de Maas lag Van mening dat de vrouw haar man nog veel te veel als baas zag Belegde een vergaad'ring in de herrieberg 'De Roskam' Waar menig hartig woordje over manneheerszucht loskwam En aangezien de man zich toch nooit aan protesten stoorde Integendeel, zijn gang maar ging alsof het zo behoorde Aanvaardde de vergadering eenparig het besluit: "Wij zijn de mannen beu, ze gaan eruit, ze gaan eruit"
En wat doe je met lieden die je afwijst uit je gratie? Die zet je voor de zekerheid een tijd in concentratie Aldus werd ook besloten door de Lutjehieler dames Ze bleven onvermurwbaar voor gejammer en reclames Ze dreven 't mansvolk samen in een stal waarvoor een plank zat Maar zorgden dat het in die stal voldoende sterke drank had Omdat je - naar ze wisten uit een oude, wijze les - Een baby en een man het beste zoethoudt met de fles
En hiermee kreeg de vrouw dan voor het eerst in deze landen De teugels van 't bewind geheel zelfstandig in haar handen En waarom zou ze 't minder doen dan voor die tijd de man deed? Tenminste, ik vermoed dat u er ook nog alles van weet Hoezeer hij onder eeuwenlang gekakel en spektakel Ons wereldje deed buit'len van debakel naar debakel En als er per se chaos zijn moet in de Maatschappij Dan sticht een vrouw die zonder twijfel beter nog dan wij
Het leven bleef zijn gang dus gaan, hetgeen mij niets verwondert De fiscus werd op eend're wijs belogen en bed, rogen De slagersvrouw zei poeslief dat het net een onsje meer was En die van de barbier vertelde trouw wat het voor weer was De oma's in de soos zaten tot laat te domineren En tapten daarbij moppen, niet veel netter dan de heren En telkens als om sluitingstijd de veldwacht-ster verscheen Dan kreeg z' een borrel en verdween, precies dus als voorheen
Dus alles bleef bij 't zelfde, da's te zeggen: ogenschijnlijk Maar wie op schijn te zeer vertrouwt vergist zich dikwijls pijnlijk De Lutjehieler vrouw gedroeg zich uiterlijk gelukkig Maar gossiepiet, een mensenhart caprioleert zo nukkig Al leek ze overdag op een Napoleon met rokken Trots op haar overwinning en haar plicht doend zonder mokken Des avonds als de zon verzonk in purper, paars en goud Dan voelde zij van binnen zich zo eenzaam en zo koud
Dan kwam weer voor haar geestesoog hoe z' eenmaal door de wei ging Gezellig dicht aaneengevlijd met hem die aan haar zij hing Ze droomde hoe ze minnekozend met hem in het hooi zonk Waar ieder van zijn smoesjes als een Vondelvers zo mooi klonk En hoe ze door twee mannenarmen stevig werd omslingerd Precies zoals een druivestok omstrengeld wordt door wingerd En bitter drong 't besef zich op hoezeer zij dat nu miste En hoe ze door haar staatsgreep zich tot eigen scha vergiste Ze snakte naar de prikk'lende, benevelende wierook Van een gezonde buitenzoen die naar tabak en bier rook En zachtjes klaagde d'ene vrouw haar noden aan de ander Tot als-maar meer en als-maar meer de koppen staken bij elkander En 't fluist'ren langzaam aanzwol tot een jubelend geluid: "We houden 't niet meer uit, laat ze eruit, laat ze eruit!"
En allen trokken mee op om de staldeur te ontzetten De eerherstelde mannen zwaaiden waggelend naar buiten En toen na vele haringen de kater was bezworen Gevoelde 't dorpje Lutjehiel zich als hernieuwd geboren En daarom, lieve luisteraarsters, waar ik dit voor neerschreef Zeg nooit: Weg met de mannen, want na een week gaat het weer scheef Dan geef j' opnieuw de zege prijs, al klinkt het nog zo kras Voor 'n knuffeltje bij maneschijn, in 't hooi of in het gras