Die blonde uit Polen is er niet meer, er zit een rooie uit Zweden of zo. Die Giorgio heeft al het geld door het fruit heen gejaagd. 'Gone,' zegt ie, 'gone with the flow.' En wij gaan weer door, maar toch iets anders dan net, denkend aan Laura uit Lodz. Waar ze diep in ons lijf de droom levend hield, zit nu iets vuils en verrots... ah... verrot!
't Is koud, 't is hard, niet zoals 't moet zijn. 't Is laat, altijd nacht in de mannenwoestijn.
En thuis zit moeder de vrouw met het kind en denkt aan het geld en de pot. Ze regeert met de lepel, heerst met de lap, ze is een sloof gekleed in een vod. Maar wij zoeken nog door naar dat ene moment, het wonder, de zonde, de waan. Kruipen verschopt door het stof van de goot voor die pijnstoot van komen en gaan... uh... gaan!
't Is koud, 't is hard, niet zoals 't moet zijn. 't Is laat, altijd nacht in de mannenwoestijn.
John met z'n motor hebben we lang niet gezien, maar vanavond staat ie weer op de brug. De hele buurt zwijgt als ie donderend roept: 'Ik ben vrij, hé Ger, ik ben terug.' En wij gaan weer door in het heilloze spoor, waar de bloem van de jeugd wordt vertrapt. Hoe woest je ook kijkt, hoe vrij je ook bent, je weet dat je nooit meer ontsnapt... ah... ontsnapt.
't Is koud, 't is hard, niet zoals 't moet zijn. 't Is laat, altijd nacht in de mannenwoestijn.
De rolluiken neer, het vuil op de stoep, de zwerver bijt op z'n lip. De hemel is diep, de aarde is stil, de stad ligt verkracht op de klip. Maar wij gaan nog door, zo ver als maar kan, willen alle shit van ons af. Om licht als een veer, zonder wrok, zonder spijt, te kunnen opgaan in de buik van het graf... ah... het graf.
't Is koud, 't is hard, niet zoals 't moet zijn. 't Is laat, altijd nacht in de mannenwoestijn.