In de struiken bij het slachthuis, Vannacht om kwart voor vier… Oe, oe, daar zit Wolfman. Hij brengt zijn hol op orde, Want de Rooie komt straks hier. Oe, oe, ze gaan het doen.
Gisteren beet ze hem smerig in zijn oor. Maar even later roept ze: 'Wolf, ik ben je vrouw en doe het met je voor een klontje en een slok.'
Oe, oe, er zijn geheimen. Oe, oe, stille kracht. Oe, oe, bloementreinen rijden door de lange nacht. Ronken zal ze onder in dal. Diep en donker uit de muil van het heelal.
Wolfman voelt de kosmos stralen Door de chakra in zijn baard. Oe, oe, hij is heilig. En wast zijn kruis met blikken bier, Want voor het laatst gedaan in Maart. Oe, oe, in Het IJ
De Rooie zei dat het om liefde gaat. En dat hij overal mag komen met zijn tong, Die lap verraad, behalve in haar mond.
Oe, oe, er zijn geheimen. Oe, oe, stille kracht. Oe, oe, bloementreinen rijden door de lange nacht. Ronken zal ze onder in het dal. Diep en donker uit de muil van het heelal.
Ah, daar komt ze aan in haar voddenkleed. Met haar kroontje op en haar bloem. Ze legt zich op het blauwe dekzeil, trekt haar knieën op, Prevelt rastaklanken voor De Wolf, voor De Wolf.
Oe, oe er zijn geheimen. Oe, oe, stille kracht. Oe, oe bloementreinen rijden door de lange nacht. Ronken zal ze onder in het dal, Diep en donker uit de muil van het heelal.