Eens was je een kind dat kon lachen, Een jongen, trots en ambitieus. Maar het ging anders dan je verwachtte En toen werd je rancuneus.
De vrijheid is je vijand geworden, Die wil je zien bloeden in de goot. Je rechtvaardiging heb je verzonnen In een god van verwoesting en dood..
Ja, ik dans met mijn aap door de tuin van de lust. Ik voel op mijn huid hoe het leven me kust. Mijn ziel is een beest dat gromt in mijn strot. Nee, dit krijg je niet kapot.
Achter horren zit je te praten Met vrienden tot diep in de nacht De enige droom van de sukkel Is wraak door middel van macht.
Ik moet in jouw waarheid geloven, Volgens jou ben ik decadent, Maar wat ik geloof van je woorden Is dat je zo jaloers als de ziekte bent
Ja, ik waai door de tijd als de broer van de wind. Wat de golven doen, dat is wat ik vind. Iedereen heeft zijn eigen god. Nee, dit krijg je niet kapot.
Je kunt met je bommen gaan gooien In dienst van je heilige haat, Maar van de geschiedenis zou je kunnen leren Dat je in de rij van de misdadigers staat.
Misschien gaan de laarzen weer komen, Op de trap het oude gerucht En moeten we weer mee zoals vroeger En zien ze ons nooit meer terug.
Ik waai door de tijd als de broer van de wind. Wat de golven doen, dat is wat ik vind. Ja, iedereen heeft zijn eigen god. Nee, dit krijg je niet kapot. Nee, dit krijg je niet kapot. Nee, dit krijg je niet kapot.