Ik dacht: mooi, een nieuw leven. Ik voelde me los en weer vrij, Het moest er nog zijn. Toen kroop ik terug in mijn hol, ging liggen malen, Het beste uit mezelf naar boven halen En ondertussen zakte ik steeds dieper weg.
Maar nu ben je terug en het gordijn is weer open, Het bed deint als een boot door de zon. Dat oude geluk, ik voel het weer komen. Hoe heb ik ooit kunnen geloven dat ik zonder jou kon?
De drank was mijn vriend, daar kon ik mee praten, Hij liet me zien hoe het zit, Het was allemaal muziek. Toen stortte ik neer op de vloer, lag daar te lallen, rare zinnen te brallen, tot ze kwamen vragen of er iets was.
Maar nu ben je terug en is die dranklucht vervlogen. Geen muizen meer op het plafond. Mijn hol is weer een huis om in te wonen. Hoe heb ik ooit kunnen geloven dat ik zonder jou kon?
In de keuken staan de pannen te dansen. De stofzuiger loeit van plezier en genot. Je hebt mijn vrienden de trap af geslagen En verdomd er zit weer geld in de pot.
Ja, nu ben je terug en het gordijn is weer open, Het bed deint als een boot door de zon. Dat oude geluk, ik voel het weer komen. Hoe heb ik ooit kunnen geloven dat ik zonder jou kon?