Nou, zijn we d'r klaar voor jongens Daar gaan we he, gezellig (ja, ik ben d'r klaar voor) Ja hoor, daar komptie (ja hoor gezellig he)
Lalaa lalaaa
Er was eens een koster in 't zuiden Het is een heel erg oud verhaal Die liet elke dag de klokken luiden Op zich is dat nog heel normaal
Bom bom bom Nee nog niet
Maar door de jaren werd de koster Verslaafd aan 't luiden van de klok Hij kon er toen niet meer mee stoppen In 't dorp werden ze gek en bloc
Bom bom bom bom Nee wacht nou even, wacht nou even Ik geef een teken als jullie motten bommen, ja Oh een teken Even wachten ja Zeker, zeker
Maar ach de koster was al oud en Men raakte aan 't gelui gewoon Ze leerden met de klokken leven En zongen in dezelfde toon
Nou kom op nou Nou u zou een teken geven Ik doe toch zo, ja natuurlijk is dat 't teken Oh, oh maar dat weten wij niet
Bom bom bom bom
refr.: Hoor de klokken weer eens luiden (bim bam) Oh wat gaan ze weer tekeer (bim bam) 't Zijn de klokken van 't zuiden (bim bam) En van onze lieve Heer (bim bam) Maar als klokken blijven luiden (bim bam) Doen op den duur je oren zeer (bim bam)
Daarom zong 't hele zuiden "Kreeg de koster van 't luiden Maar een keer het heen-en-weer" (bim bam)
Maar op een dag, 't was in september Toen hielden plots de klokken stil Klokken stil Ja hij gaat lekker, ik heb 'm vast Ho nou Ho, ho, wist ik niet, sorry Dank je wel Graag gedaan En uit de toren van 't kerkje Klonk ene afschuwelijke gil Auw gloeiende gloeiende gloeiende Laat die klok op m'n poten vallen-acapo