Goeiemorgen. Goeiemiddag. Het zit zo, ik ben een klant. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Een klant, wat interessant. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Wat heeft u hier zoal? Goeiemorgen. Goeiemiddag. We verkopen hier geen bal. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Maar wat heeft u hier dan wel? Goeiemorgen. Goeiemiddag. Ik heb alleen een winkelbel. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Nou, dan ga ik dan maar weer. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Tot de volgende keer.
Goeiemorgen. Goeiemiddag. Ik ben een klant. Heeft u kip? Kip? Wat voor kip? Nou gewoon, kip. Ja, maar een hele kip, een halve kip, een kip in het pannetje, een kip uit het pannetje, een kip met een oorlogsverleden.... Wat voor kip? Een kip met een oorlogsverleden? Ja, dat is weer nieuw. Oh, nou doet u die dan maar. Die hebben we niet. Wat heeft u dan voor kip? We hebben helemaal geen kip! Oooh ja!
refr.
De buurtsuper. Goeiemorgen. Goeiemiddag. Ik ben een klant. Heeft u dipsaus? Dipsaus? Wat voor dipsaus? Nou gewoon, dipsaus. Ja, maar dip Chilli saus, dip Hawaaii saus, dip met-ons-mee saus, dipje zus saus, Dippertje dap saus..... Wat voor dipsaus? Dippertje dap saus? Ja, dat is weer nieuw. O, nou doet u die dan maar. Die hebben we niet. Wat heeft u dan voor dipsaus? We hebben helemaal geen dipsaus! Oooh ja!
refr.
De buurtsuper. Goeiemorgen. Daag. Ik ben een klant. Heeft u pruimen? Pruimen? Wat voor pruimen? Nou gewoon, pruimen. Ja, maar blauwe pruimen, gele pruimen, gedroogde pruimen, suikervrije