De Bremer Muzikanten
Een hond een kat een haantje, die trokken blij van zin,
Als Bremer muzikanten, de wijde wereld in.
Wat later sloot een ezel zich bij hun troepje aan,
En waar zij speelden kwamen de mensen om hen staan.
Want de kat miauwde en speelde klarinet: fledderet, fledderet, fledderet !
En het haantje kraaide en blies op de trompet: tedderet, tedderet, tedderet !
En de hond, als bazuin, wifwafte, grom grom grom !
Terwijl de ezel "hiha" deed: die sloeg de grote trom,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet, bom, bom !
Maar zek're donk're avond, verdwaald in 't bos naar 't scheen,
Daar zagen zij een lichtje, dat uit een venster scheen.
Zij keken in de kamers: het was een roversnest !
Ons moedig viertal schrok wel, maar zong toch om het best !
Want de kat miauwde en speelde klarinet: fledderet, fledderet, fledderet !
En het haantje kraaide en blies op de trompet: tedderet, tedderet, tedderet !
En de hond, als bazuin, wifwafte, grom grom grom !
Terwijl de ezel "hiha" deed: die sloeg de grote trom,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet, bom, bom !
De rovers die, gezellig, daar feestten in de zaal,
Die dachten zich verraden en gingen aan de haal !
Men zag ze nooit nog weder, ons vrolijk viertal zei:
"Waarom nog verder trekken ? Hier zijn en blijven wij !"
Want de kat miauwde en speelde klarinet: fledderet, fledderet, fledderet !
En het haantje kraaide en blies op de trompet: tedderet, tedderet, tedderet !
En de hond, als bazuin, wifwafte, grom grom grom !
Terwijl de ezel "hiha" deed: die sloeg de grote trom,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet,
Bom, bom, bom, bom, fledderet, tedderet, bom, bom