Halen! Het grootzeil omhoog! Halen! De fok en de kluiver! Halen! En vaar voor de wind! En laat 'r door het water stuiven! Stormt het uit noord of uit west, weet wat je dan doet, m'n maatje, blijf uit de Stortemelk weg en kom maar door het Fransche Gaatje.
Daar woonde eens op Vlieland-Oost een oude zeekaptein, die had een beeldschoon dochtertje, haar naam was Marjolein. Ze nam als vrijer een student, 't was niet haar vaders wil, een jongen die een botter had en een touwtje aan z'n bril.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Haar vader die bewaakte haar, ze kwam de deur niet uit. Hij zei: je hebt niks aan zo'n knul met zo'n ouwe lekke schuit. Het kan ook helemaal geen kwaad als je nog een jaartje wacht; wie weet komt er een rijke man met een polyester jacht.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Op zekere dag, 't was windkracht acht, moest vader naar de wal, hij dacht: met deze hoge zee vaart die knul in geen geval. Op 't eiland zit mijn dochter goed, zo blijft ze wel alleen. Maar de botter kwam op zijn gemak door het Fransche Gaatje heen.
Halen! Het grootzeil omhoog!...
Stormt het uit noord of uit west...
De wachter op het Vuurboetsduin was de enige die het wist en Keesje Koning hoorde het op zijn beurt van Jaap List. Want Vlieland is een eiland dus het raakte gauw bekend: de dochter van de kapitein heeft gevrijd met haar student.