Een vreemde verre sluier van nevel en van dauw ligt altijd in de ogen van iedere mooie vrouw. En kijkt hij in de mijne, m'n lippen bij zijn mond, wat ziet hij dan verschijnen? De ware diepe grond.
Ik ben van top tot teen de liefde toegedaan, want dat is mijn bestaan en niks anders.
Dat is, hoe zal ik zeggen, toch mijn ware aard. Ik heb de liefde lief en niks anders.
Mannen omzwermen mij als motten om een vlam en als ze verbranden dan is dat hun probleem.
Ik ben van top tot teen de liefde toegedaan, want dat is mijn bestaan en niks anders.
Krijg ik hem in mijn handen, een man die bij mij past, die ik nooit los zal laten, ik houd hem stevig vast. Ik kan niet ander leven, ik ben het zo gewend, steeds weer, steeds alles geven, genieten tot 't end.
Ik ben van top tot teen de liefde toegedaan, want dat is mijn bestaan en niks anders.
Dat is hoe zal ik zeggen toch mijn ware aard ik heb de liefde lief en niks anders
Mannen omzwermen mij als motten om een vlam en als ze verbranden dan is dat hun probleem.
Ik ben van top tot teen de liefde toegedaan, want dat is mijn bestaan en niks anders.