Mijn man is naar het buitenland! Zo vaak heb ik het willen schreeuwen van de daken in deze buurt, die met z'n schoongepoetste ramen fatsoenlijk zwijgend naar me gluurt. Het heeft geen zin, ik weet het wel, ze wéten het, ik kan het voelen en wat er nog maar aan ontbrak: mijn kind, dat in de klas gepest wordt: jouw vader die zit in de bak.
Mijn man is naar het buitenland! Het vaak gerepeteerde smoesje, voor jij die ochtend afscheid nam, maar 't duurde nog geen veertien dagen voordat de buurt er achter kwam. Ik voel het als ik loop, op straat: het medelijdend leedvermaak. De buurvrouw, anders onverschillig, die grijnzend vraagt hoe ik het maak.
Mijn man is naar het buitenland! Maar ik durf het al niet meer te zeggen, de lepra van het buurtgerucht, onzichtbaar, maar niet uit te wissen, jaagt mij als uitschot op de vlucht. Ik weet één ding: we gaan hier weg voordat ze ons gezin vernielen. Ik krijg misschien de grootste straf en dat onschuldig en in vrijheid. Misschien ben jij het beste af.