Die zomer werd ik zeventien Maar niemand kon dat aan me zien Een wezen met een hockeydas Geen beautycase, maar boekentas
Toen drong de waarheid tot me door De liefde was alleen maar voor De meisjes met zo'n zachte huid Zo'n bloeiend lijfje mocht mee uit
De dikkertjes en illesprieten Onvoltooide tienergrieten Die haalden thuis, haast radeloos Hun filmsterfoto's uit een doos En fantaseerden ongezien Van zou-ie dit of dat misschien Je moet toch wat als kind van zeventien
Een liefdesbrief was nooit voor mij Geen vriendje hield me 's avonds vrij Het zoenen zag ik dorenvloers Bij anderen, ik was jaloers
Zo heb ik het toen aangevoeld De liefde was alleen bedoeld Voor meisjes van een slanker slag Met tendershorts en klaterlach
Maar meisjes zonder stralend glans Die hadden helemaal geen kans Die zaten, als het weekend was Wanhopig achter vensterglas Met dromen van misschien, misschien En tranen om door heen te zien Wat moet je toch als wicht, van zeventien
Ik zing dit lied voor die van ons Die treurig staarden naar plafonds Die zo verlangden naar een vriend Er is toen heel wat af gepriemd
Maar toen de rest was uitgevrijd En lang getrouwd, kwam onze tijd We hebben eerst gehuild, gefaald Maar later alles ingehaald
We waren nog niet opgebloeid Zo onbeholpen, onvolgroeid En eenzaam bij de grammofoon En niemand aan de telefoon Die fluisterde "Ik wil je zien" Want jongens waren nooit intiem Met lelijkerds als ik, van zeventien