Wat was het leven mooi in het straatje waar ik woonde Ons huis was maar heel klein, de zesde van de rij Een doodnormale buurt waar iedereen gewoon deed Maar toch was het voor mij het grootste droompaleis We hadden er een tuin van vier vierkante meter En altijd scheen de zon, althans zo leek het nou Wat hadden wij het goed al hebben we het nu beter De tuin was altijd groen, de lucht was altijd blauw En ergens in de buurt had je zo'n kleine winkel Gezellig op een hoek waar ik toen heel vaak kwam Eenvoudig en niet duur, zo'n Winkeltje van Sinkel Met kruiden en met koek, gewogen op de gram We speelden nog op straat, we vochten op het schoolplein Ik rookte met een maat m'n eerste sigaret Dan kreeg ik het te kwaad, werd duizelig, kreeg hoofdpijn Een beetje kattenkwaad maar ach, we hadden pret
We kenden nog geen stress, we kenden geen ellende We hadden nog ontzag voor onze Lieve Heer En melk zat in een fles, het is bijna een legende En buiten hing de was, we kennen het niet meer En zondags naar de kerk, dat moesten we van oma We zongen alles mee in ons zondagse pak Maar god, we hadden pret en 's middags speelde Rhoda Weer tegen PSV of tegen NEC of NAC En 's avonds op teevee een kwartje per seconde En Pipo en Ageeth of de Vuist van Willem Duys Mies Bouwman in zwart wit en mooi dat wij haar vonden Dus zat de hele bups gekluisterd aan de buis Dat was het leven mooi in het straatje waar ik woonde Het is voorgoed voorbij, het komt nooit meer terug Het huisje in die rij hebben ze afgebroken De winkel, die is weg, de mensen zijn gevlucht Maar rij ik er voorbij dan zie ik het weer voor me Dan ruik ik haast vanzelf die zoete spruitjes geur Toch zal ik er mijn leven lang wel blijven wonen Al staan er nu dan flats met drempels voor de deur
Wat hadden wij het goed, wat waren wij gelukkig En altijd scheen de zon, en altijd weer mooi weer De vruchten smaakte zoet, de oogst kon nooit mislukken De buurt is doodgebloed, het huis staat er niet meer