Als ik denk aan die dagen met jou. Dan zie ik een meisje met ogen zo blauw, zo blauw dat ben ik min leven lang niet veroeten. Je was op school al de grote ster. Het mooiste meisje van heinde en ver. Maar na die hatste schooldag verdween je uit m’n leven.
We zyn elkander uit’t oog verloren. Ik vroeg me vaak af wat is er van je geworden. En na al die jaren gaat nu myn jevgd herleven. Want gisieren in de discotheek, zag ik die ogen toen je naar me keek. Dat ist dat blauw dat ik toch noot was vergeten.
He min schatje mag ik vragen, ben jü niet die kleine waar ik toen al iek op was. Die met dertien al zo vlot was. My het hoofd op hol bracht, Met je vlotte bloesjes aan. Ik kon nachten lang niet slapen, omdat jy my eens knipoog gat. Kom vergeet die vyftien jaren. We halen alles in. Alsof de tyd heeft stil gestaan.
Ze kykt me een halve mitnut lang aan. Ze kykt zo dat ik niet meer denken kann. Ik zit als verlamd. En kann het nog steeds niet begrypen. Ik hoor geen muziek meer, En staar voor me uit. Totday ze zegt, nu herken ik je snuit. He Bernhard die naast ons woonde by ous in de straat. Ze knipoogt me toe als voor vyftien jaar. Ze komt naar me toe, strykt door nyn haar. Wat hel jy al lang niets meer van je laten horen. Ze kuste me zacht en ik voelde me bly. En al m’n twgtels waren voorky, ik had alles tewg wat ik eens had verloren.
He min schatje mag ik vragen, ben jü niet die kleine waar ik toen al iek op was. Die met dertien al zo vlot was. My het hoofd op hol bracht, Met je vlotte bloesjes aan. Ik kon nachten lang niet slapen, omdat jy my eens knipoog gat. Kom vergeet die vyftien jaren. We halen alles in. Alsof de tyd heeft stil gestaan.
He min schatje mag ik vragen, ben jü niet die kleine waar ik toen al iek op was. Die met dertien al zo vlot was. My het hoofd op hol bracht, Met je vlotte bloesjes aan. Ik kon nachten lang niet slapen, omdat jy my eens knipoog gat. Kom vergeet die vyftien jaren. We halen alles in. Alsof de tyd heeft stil gestaan.