De houten deur draait knarsend open en ik sta binnen in de gang van't huis van toen we jonger waren. Nu staat het leeg al drie jaar lang.
Dit was het huis waarin we leefden. Waar ik je nooit heb liefgehad.Met aan de muur die gele foto. ik met de hond , jij met de kat.
En tussen ons die honderd jaren waarin we ons hebben verveeld. Met middenin de grote tafel, waarop we kaart hebben gespeeld.
Dit was het huis waarin we leefden.Waar ik je nooit heb liefgehad.Die foto uit een ver verleden is zo gemaakt als wat we deden.'k Heb drie jaar lang niks aan jou gehad.
En dan de trap, de houten treden, die kraakten bij't naar boven gaan. De kille kamers , lege hokken, waarin nu slechts nog muren staan.
En dan de trap weer naar beneden weer door die kille stenen gang. weer door die kille lege kamers, met gaten in't verkleurd behang.
En dan de kelderkoele kelder.Nog even fris als drie jaar t'rug.Hier stond het bier en daar de kaasstolp.Hier stootte ik pijnlijk m'n rug.
En weer de gang en weer't gevoelen van heimwee naar een dooie tijd. Dit lege huis, die gele foto en drie jaar van de eeuwigheid