Holland, ze zeggen: je bent maar zo klein Holland, maar wat ze vergeten Dat is de lucht die je zee overspant Dat is je wei in je waterig land Holland, al slaap je in modder en slijk 's Winters zo rustig daar achter je dijk Holland, al zegt men: je bent maar zo klein Groot zul je altijd voor Hollanders zijn Zoals ons Holland, zo is er geen een Holland, zo ben jij alleen
Holland, met je mist en regen Holland, met dat schijntje zon Holland, dat ons bloed niet warmen Dat ons nooit ontdooien kon; Holland, nergens op de wereld Voelt een Hollander zich thuis Als hij droomt of denkt aan Holland En zijn eigen Hollands huis
Holland, ze zeggen: je bent maar zo klein Holland, hoe wijd is je water Dat en de zee, die je polders omspoelt Dat en de wind, die je duinen omwoelt Holland, dat maakt (als het water straks wast) Holland, jouw land tot dat land van stavast Holland, al zegt men: je bent maar zo klein Groot zul je altijd voor Hollanders zijn Rustig temidden der golven als geen Holland, zo ben jij alleen
Holland: ouwe, eigen Holland Holland: polder, zee of zand Holland: regen, wind en water Van ons eigen, natte land Holland: alles mag je wezen Arm, benauwd, berooid en klein Maar jij zult, zolang wij leven Toch ons eigen Holland zijn