Weet je nog wel in die kom in de duinen Waar ik je vroeg als verliefde student Jij, die nu ook al met kwalen en kwaaltjes Grijs en gerimpeld en grootmoeder bent Weet je nog wel, ach, hoe wijd was de wereld Hoe jong was de zon en hoe hoog hing de lucht Hoe we toen samen en dicht naast elkander Hebben gedroomd... en misschien wel gezucht...
Weet je nog wel hoe jouw vader en moeder Niets moesten hebben van al dat gedoe En in september en na de vacantie Stuurden ze jou maar naar Zwitserland toe En op een kostschool, daar werd je een dame Die na die kostschool meteen was verloofd Met een meneer met fortuin en een knevel Weet je nog wel wat je mij had beloofd
Weet je nog wel... En zo gleden de jaren Jij bleef in Holland, als ma en mevrouw Keurig gevestigd naast keurige mensen Kreukelloos netjes, verstandig en trouw Weet je nog wel... En opeens en na jaren Gut! Ja, daar stonden we, vlak naast elkaar Even een schrik, en een slik, en een kleurtje Gut ja, hoe maakt u? Weg kleurtje! En klaar
Weet je nog wel... Ja, zo gaat nu het leven Zoetjesaan ouder, rheumatisch en grijs Jij achter stijve, gestreken gordijntjes Ik in de Witte, en allebei wijs Wijzer dan wijs, als twee ruiende oudjes In ons te ruim en te rimpelig vel Weet je nog wel wat we toen in die duinen Dachten... en droomden... Zeg, weet je nog wel...