Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen En witte vlokken schuim uiteenslaan op de kruinen Wanneer de norse vloed beukt aan het zwart basalt En over dijk en duin de grijze nevel valt Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn En natte westenwinden gieren van venijn
Wanneer de lage lucht vlak over het water scheert Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt Wanneer de noordenwind er onze adem steelt
Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken Op dak en torenspits van hemelhoge kerken Die in dit vlakke land de enige bergen zijn Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat En barre oostenwind het land nog vlakker slaat
Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon En elke Vlaamse vrouw flaneert in zonjapon Wanneer de eerste spin zijn lentewebben weeft Of dampende het veld in julizonlicht beeft Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan
Wanneer ik door jouw ogen mijn vlakke land bezie 't Spektakel der kwartalen en de melancholie Dan vraag ik je waarom, als zo mooi dit lage licht Je voor een dieper zuiden uiteindelijk bent gezwicht Nu lijkt dit lage land wel vol, maar is toch leeg Omdat er met jouw stem haar grootste liefde zweeg
Dan huilt mijn land Mijn vlakke land
(Originele tekst en muziek: Jacques Brel, Nederlandse tekst: Ernst van Altena/Simon Been)