De januariman trekt door zijn maand, in wollen jas en leren laarzen De februariman blaast in zijn handen, schudt de sneeuw nog uit zijn haar De maartman hoopt op beter weer; hij ziet de lente, vraagt zich af Wat dit jaar hem zal brengen
Man van april ziet door de regens vogels binnenvliegen uit het zuiden De meimaandman staat roerloos en kijkt naar de kinderen, dansend door de dag In juni voelt de man zich nog jong, werkt hard en lacht naar iedereen Die mee komt helpen
In juli zit de man in linnen hemd en denkt: nu wil ik even niks doen Augustusman vliegt uit met duizenden, kijkt naar de zee en voelt de zon Septemberman staat dichtbij, maar dan breekt hij op, verlaat het jaar En herfst is zijn teugel
De man van nieuw oktober neemt de leidsels; vroege vorst is op zijn schouder Arme novemberman ziet vuur en regen, sneeuw en mist en wintervlagen Decemberman tuurt door de nacht, ziet zijn elf broeders, mompelt zacht: "Ze zijn een beetje ouder"
De januariman, hij komt weer langs in wollen jas en leren laarzen; Loopt langs de koude weg, hij kent hem goed, weet iedere hobbel, elke kuil Oh, de januariman is daar, leidt het begin van ieder jaar langs het oude pad Voor eeuwig