Na het zinken van de zon Rood en vaal, schijnt in het woud In nachten, zilvergrijs en koud Haar bleke glazen lampion En klinkt haar roepen, dun en oud IJlend in de koude wind Zij zoekt haar zoon, haar enig kind En 's morgens smaakt de dauw naar zout
En geen mens durft haar naam ooit te noemen: Moeder Medea, van de dode bloemen
Haar spoor blijft zichtbaar in het zand Het gras sterft af onder haar voet De lucht wordt grijs van kruit en roet Tot aan de verte brandt het land Met geuren, wee en bitterzoet En waar zij komt, daar delft de wind Een grafkuil voor haar dode kind En 's morgens geurt de dauw naar bloed
En geen mens durft haar naam ooit te noemen: Moeder Medea, van de dode bloemen
Zo dwaalt zij eeuwig door het veld Haar hart verbitterd en vol gram En waar haar bleke schaduw kwam Is geen soldaat ooit meer een held Omdat men hem het leven nam In alle doden die zij vindt Herkent zij steeds haar eigen kind En 's morgens dooft de dauw haar vlam
Geen soldaat durft haar naam ooit te noemen: Moeder Medea, van de dode bloemen