refr.: Waar zat jij toen het schip is gestrand Had jij ook toevallig net iets in je hand Toen die vreselijke dreun kwam op 't zand Waar zat jij toen het schip is gestrand
Voor een zeereis voeren wij eens op een nacht Uit de haven, op een heel groot motorjacht Maar degene die 't bemanden Lieten 't 's morgens vroeg al stranden Dus die schok kwam nogal tamelijk onverwachts
M'n ontbijtbord en m'n spiegeleitje vloog Met mijzelf door de patrijspoort, met een boog Toen ik op 't strand weer bijkwam Vroeg mij iemand die dat ei nam Van m'n door de dooier dichtgeplakte oog
refr.
De kap'tein die blijkbaar zich te scheren stond Werd gevonden met 't scheerzeep in z'n mond Hij wist 't ook niet uit te leggen Want 't is moeilijk iets te zeggen Als ze vragen en je hoofd ligt op de grond
refr.
En datzelfde werd gevraagd door iedereen Toen daar eindelijk de kok aan dek verscheen Die waarschijnlijk was gevallen In z'n eigen soep met ballen Want de pan zat muurvast om z'n oren heen
refr.
Op 't jacht ging ook een huwelijkspaartje mee En de mannelijke helft van deze twee Kwam met lipstick op z'n wangen Woedend op de reling hangen En weerschalde deze vraag over de zee
refr.
Eindelijk stond daar ieder veilig op 't zand Maar niet een wist hoe het jacht ooit was gestrand Tot de stuur, die zwaar kon heisen Op 't dek begon te krijsen Met de resten van 't roer nog in z'n hand
refr.
Waar zat jij toen het schip is gestrand Waar zat jij toen het schip is gestrand