Hij liep op een kerstdag van huis De sfeer daar, die stond hem zo tegen De boom en de ballen incluis Hij had er genoeg van gekregen Hij walgde van krans, en fondant bij de thee En van het programma op Hilversum twee En ook van zijn vrouw, die nog riep uit het raam: "Ach Rinus, wij hadden 't zo knusjes tezaam..."
Zo is hij vertrokken, de lucht was vol klokken Zijn keel zat vol brokken, zijn bril zat vol vlokken... 't Was bitter koud, en manshoog lag de sneeuw En in de haven, daar krijste een meeuw
Hij ging toen meteen aan de rol Hij ging aan het zwalken en zwerven Hij hield het een paar jaren vol Maar kon nergens vrede verwerven... Hij zat met de kerst zo alleen aan de lunch Met oude jenever in plaats van de punch Hij kreeg met de kerst nooit meer pudding met room Er was met de kerst nooit een bal aan de boom...
Dan liep hij te mokken, de lucht was vol klokken Zijn keel zat vol brokken, zijn bril zat vol vlokken... 't Was bitter koud, en manshoog lag de sneeuw En in de haven, daar krijste een meeuw
Hij kwam op een kerstdag weer thuis Dat had u misschien al geraden Er stond een figuur bij 't fornuis Kalkoen in de oven te braden Hij pakte haar beet, en hij gaf haar een zoen Hij dacht: ze is niet meer zo vadsig als toen Francien is nu echt niet onaardig van vorm Wat scheelt dat een stuk, ja, wat scheelt dat enorm...
Hij streelde haar lokken, de lucht was vol klokken Zijn keel zat vol brokken, zijn bril zat vol vlokken... 't Was bitter koud, en manshoog lag de sneeuw En in de haven, daar krijste een meeuw
Hij fluisterde innig en stil: "Nu blijven wij steeds bij elkander" Maar toen smolt de sneeuw op zijn bril: Het was niet Francien, maar een ander! Francien was verhuisd naar een andere stad Daar at ze nu krans met een andere schat En daar, aan dat keukenfornuis van weleer Hield hij in zijn armen een vreemde... meneer!
Dat kwam door die vlokken, wat is hij geschrokken En oei, dat werd knokken, zijn bril ging aan brokken... 't Was bitter koud, en manshoog lag de sneeuw En in de haven, daar krijste een meeuw!