De papegaai van Tante Sjaan kwam gisteren te sterven 't Is definitief met 't beest gedaan Nooit zal hij meer een vloek uitslaan Nooit meer de mat bederven
Het was een eigenaardig beest, hij kon 't Wilhelmus zingen Zo een dier is er nog nooit geweest Zelfs bij 't laten van de geest Zei hij nog vieze dingen
Mijn tante is een nette vrouw, met deftige manieren Als tante zei van "Koppiekrauw" Kreeg zei ten antwoord: "Barst nou gauw Zit niet aan m'n kop te klieren"
De papegaai ligt in z'n graf, mij kan het echt niet spijten Als Tante Sjaan 'm zangzaad gaf Beet hij 't vel van haar vingers af En tante liet 'm bijten
Hij schold 'r uit voor dit en dat, terwijl hij 't voer verteerde Hij noemde haar van alles wat Waar tante geen begrip van had Of niet op reageerde
De buren stonden dikwijls dan te klap'ren met hun oren En tante Sjaan zei: "Ja, dat kan Dat heeft hij van m'n zalig man Die had u moeten horen"
Nu staat hij, opgezet en wel, op 't dressoir te pralen Noemt tante nooit meer totebel Is nu alleen nog maar een vel Wat zaagsel en twee kralen
De papegaai van Tante Sjaan kwam gisteren te sterven 't Is definitief met 't beest gedaan Nooit zal hij meer een vloek uitslaan Nooit meer de mat bederven