en de nacht was kort, de nacht was heet en mijn handpalm glimt nog van haar zweet ik wandel door de vroege straat mijn stappen klinken desolaat en hol tegen de gevels aan en achter mij verbleekt de maandag
een merel ligt dood in de goot en ik bedenk hoe ik van haar genoot ik glimlach en het ochtendlicht valt grauw en traag op mijn gezicht een winkelraam weerspiegelt wrang de ziekelijke zonsopgang
de wereld brandt en ik loop hier als een goedkoop avonturier
misschien sliep ze toch zacht weer in nadat ze mijn met tegenzin uit haar lenden op liet staan en van haar lippen weg liet gaan maar elke stap die ik nu zet brengt mij verder van haar bed
een auto van een naamloos merk brengt haastig iemand naar z'n werk op een straathoek zit een bedelaar zijn dagtaak wacht, hij maakt zich klaar ik denk nog even aan haar stem haar buik die ik zo graag omklem
de wereld brandt en ik loop hier als een goedkoop avonturier
haar nagels in mijn schouderblad dan dompel ik mij in de stad ik hoor een radio die speelt en mij het ochtendnieuws meedeelt noord en zuid vinden elkaar in een oorlog om de evenaar
de wereld brandt en ik loop hier als een goedkoop avonturier
ik wandel en vergeet de nacht voor een ander huis dat op me wacht ik kijk reeds uit naar het ontbijt en neem de tram die langs me rijdt de ochtend hangt vol euforie in de verte bloeit de industrie