als onder mij het meisje plooit haar bekken zoete weerstand biedt mijn hand haar ene borst ontdooit de andere hard wordt als graniet haar adem droog, haar schaamte nat haar geur mijn huid doordrenkt mijn stijve zich aan haar bezat ze mij haar ingewanden schenkt
dan weet ik dat haar lijf de passie preekt (ze wil van haar beenderen worden gereten door een duivel woest bezeten) terwijl haar ziel zacht om genade smeekt
ze lijdt, ze vrijt ze kleedt zicht uit vanbinnen (ze kleedt zich uit) ze lijdt, ze vrijt ze laat haar lijf ontginnen (ze laat haar lijf) ze vrijt, ze schreit ik hoor haar ziel zacht spinnen (ik hoor haar ziel) ze schreit, ze splijt ik moet haar vlees ontginnen (ik moet haar vlees)
als onder mij het meisje plooit haar vege lijf zich openspert mijn hand traag langs haar dijen schooit haar hart zo schuw wordt als een hert haar stem zich in haar keel begraaft mijn kus haar lippen krenkt mijn dorst zich aan haar honger laaft ze mij haar ingewanden schenkt
dan weet ik dat haar lij de passie preekt ( ze wil van haar beenderen worden gereten door een duivel woest bezeten) terwijl haar ziel zacht om genade smeekt
ze lijdt, ze vrijt ze kleedt zich uit vanbinnen (ze kleedt zich uit) ze splijt, ze glijdt een vis maar zonder vinnen (een vis die splijt) ze glijdt, ze spreidt haar benen en haar zinnen (ze spreidt zich uit) ze glijdt, ze bijt haar mond vast in haar linnen (ze bijt zich vast) ze bijt, ze vrijt ze kleedt zich uit vanbinnen (ze kleedt zich uit) ze lijdt, ze vrijt ik moet haar lijf ontginnen (ik moet haar lijf) ze vrijt, ze lijdt hoe wreed kan men beminnen (hoe wreed hoe wreed)