M’n karkas is opgevreten door de wijn en door het spel, van lichtzinnigheid bezeten, door ’n wilde lust gekweld. ‘k Heb mijn toekomst weggesmeten samen met m’n laatste geld. Nu probeer ik te vergeten dat m’n dagen zijn geteld.
Maar vandaag kan ik nog drinken, dus ik neem het er maar van. Ik weet, m’n ziel is dood en ik ben ’n zielepoot. Ik verteer, ik crepeer maar ik leef, maar ik leef, maar ik leef nog.
Met m’n psalmen en Ovidius, m’n regimes, m’n missaal, m’n gezangen, m’n Vergilius heb ij schulden afbetaald. ‘k Heb mijn kleren uitgetrokken, jas en tabbaard in Dijon. Ik verspeelde bij het gokken zelfs mijn broek in Besançon
Maar vandaag kan ik nog drinken, dus ik neem het er maar van. Ik weet, m’n ziel is dood en ik ben ’n zielepoot. Ik verteer, ik crepeer maar ik leef, maar ik leef, maar ik leef nog.
Ik verkwanselde in Doornik de gelaatstrek van m’n jeugd, en in Chateaudun verloor ik al m’n gratie en m’n deugd. In de kroegen en taveernen vond ik vrienden van plezier. Met de maagden en de deernen ging ik nachten lang op zwier.
Maar vandaag kan ik nog drinken, bier en wijn. Ik weet, m’n ziel is dood en ik ben ’n zielepoot. Ik verteer, ik crepeer maar ik leef, maar ik leef, maar ik leef nog.
Wie het wilde kon het horen hoe ik reisde door het land, hoe ik alles heb verloren, hoe ik leefde als vagant. God, vergeef me al m’n zonden en geef mij Uw hemelrijk. Als ik morgen wordt gevonden met mijn ogen in het sluik.
Maar vandaag kan ik nog drinken, dus ik neem het er maar van. Ik weet, m’n ziel is dood en ik ben ’n zielepoot. Ik verteer, ik crepeer, maar ik leef, maar ik leef, maar ik leef nog.
Maar vandaag kan ik nog drinken, dus ik neem het er maar van. Ik weet, m’n ziel is dood en ik ben ’n zielepoot. Ik verteer, ik crepeer, maar ik leef, maar ik leef, maar ik leef nog.
Tekst: Trad. bew. Paul Heyninck Muziek: Paul Heyninck Arr.: Leo Cools