Zij trouwde met een plastic- meubelmaker Zij hield van hem, hij hield van haar 't Was een voimaakt gelukkig paar En niemand, die hen samen zag Bevroedde welk een drama lag Te broeden in hun echtelijke sponde: De man bleek minder mans Zónde…
Zij dacht: "Dat komt door 't plastic-meubel maken Want plastic is en blijft steriel Dat rijmt helaas weer op seniel En als iets rijmt, dan is het wáar Dus ik krijg mooi geen ooievaar En tóch, ik wil zo heel graag een baby De Bijbel kan me helpen Maybe . . .
's Nachts kreeg zij, naast haar plastic-meubelmaker Een wondermooi televisioen: Zij moest een weekje Lourdes doen Aldus vertrok zij onvervaard Met man en fiets ter bedevaart En met behulp van God (en een dragonder) Gebeurde daar het gróte… Het wonder!
Zó kreeg zij, ondanks plastic-meubelmaker Op vijf december van de Sint Een wiegje met daarin een kind Het wurm was bloot en onbedekt Zij sprak: "Ik ben nog onbevlekt Mijn echtgenoot is hiervan stiefvader" Haar man vroeg toen de naam Van de dader…
Zij sprak: "Ga jij maar plastic- meubels maken Hier past geen ongepaste trots Dit kindje is een schepsel Gods" Toen deed hij wat een man dan doet: Die dwangbuis stond haar werk'lijk goed Want: Ezels stoten zich in ’t gemeen Niet tweemaal aan dezelfde Juist.