Naargelang de dagen korten verandert ook mijn tuin het blad valt schreiend van de boom en tegelijk ontwortelt ook mijn kruin,
Gezogen uit dit leven zo werd mijn lied geboekt met een wind die ruiten brak en een voor een de bladen omsloeg.
Nu drinken mijn ogen gretig het verleden maakt mij zat Ik had toen zoveel te zeggen ik moest en zou ik wilde, maar ik had
het klokhuis moeten bewaren om iedereen te laten zien hoe mooi de vrucht was van mijn jaren mijn dagen gerangeerd in een stramien,
Van rust en altijd vrede door handen warm en zacht die steeds de mijne vulden en kruidenthee vermengde met de middag,
Waar naargelang de winter milder werd regen zoette mijn tuin waar bomen botten in de zon totdat de hars smeitte in de kruin,
Maar de reuzen die ontwaakten Ik zag een ander licht Ik voelde andere pijnen er gingen deuren open en andere dicht,
En toen vielen de schellen hebben woorden mij bevrijd soms 's nachts terwijl de regen de sterren wasten, al die tijd trilden mijn handen koortsig vibreerden zij als riet Ik scheurde hart en nieren in strofen voor mijn lied.
Maar boven de rivieren heeft mijn stem niet gereikt hoewel ik niemand kwetste hoewel ik nimmer iemand heb gevleid, misschien daarom verdronken al mijn woorden op de grens van zuid en noord in het water van de Biesbosch ben ik met zoveel anderen vermoord.
Want velen van mijn vrienden die geven van dit lied kozen het land van Vlaanderen want hier hoort men ons niet.
En naargelang de dagen korten verandert ook mijn tuin het blad valt schreiend van de boom en tegelijk ontwortelt ook mijn kruin.