Het uitzicht dat de mens verkrijgt Die schouwend op een bergtop staat Is groots en daarom zeer terecht De beloning voor zijn daad
En de zon die slechts de top verlicht Beneden hangt een mistgordijn Staat pal boven de alpinist En maakt diens schaduw klein
En de klimmer - hij is sprakeloos Ja - hij kan zijn geluk niet op En dan ontwaart hij innerlijk diep geroerd In de verte nog een hogere top
En daar achter moeten nog hogere zijn En hij glimlacht en gaat heen Tevreden in de wetenschap Er is een berg voor iedereen
En iedere berg heeft zijn plateau Zijn uitzicht zonder weerga Doch de weg daarheen - dat kronkelend pad Gaat zelden linea recta
Maar in hoeverre zou je slagen Stevig in je schoenen staan Als je het dieptepunt trotseerde Als je door een hel moest gaan
Kun je hoon en spot verdragen Kun je omzien zonder wrok Kun je afzien alle dagen Zonder klagen en gemok
En kun je - als je zo moet lijden Je ook verzoenen met dat leed En de beproeving accepteren Zoals Mozes destijds deed
Die het land dat hem beloofd was Zelfs niet betreden mocht En alleen zou zien vanuit de verte Na een lange barre tocht
Denk je eens in - zo'n veertig jaren Door een brandende woestijn Via een eindeloze omweg Maar toch kwam hij - waar hij moest zijn
Want waar een wil is - daar is een weg En waar een weg is - houdt het niet op ja - kom je verder en langzaam uit het dal En almaar dichter bij de top - dus geef het niet op.