met twee aapjes op de schouder en een draailier op de buik duizend deuntjes in het hoofd doodgezongen liedjes, die ik overal verstuif
ruim ik mij spelenderwijs over grenzen naar een land met een niet bevriend staatshoofd in de loop van morgen speelt een muzikant
ergens in een stille straat langs kinderen versierd tot een moeder handen klapt het allerlaatste tikje, welterusten uit mijn lier
en vervolgens in het park de avond met verhalen vol en bij een volle maan draai ik voor geliefden tot de morgen splijt, geile bovenlagen dol
op naar een morgen warm welkom wetend zal ik anders zijn luisteren zal ik naar de dagen zingen in de nachten, dronken van de wijn
spelend op zijn boerefluitjes in de provincies, op het land op het oogstfeest van de boeren bruiloft en partijen, daar waar ik maar kan
tot ik op een verre avond met een duidelijk voorgevoel door de laatste uren langzaam ben gevaren in een luie stoel
dan neem ik afscheid van twee aapjes mijn lier is honderd uit gepraat en ik weet nu al hoe stil het daarna zal zijn als ik verloren ben voor wat kleurtjes in de straat