Hij schoor zich, staande voor de spiegel aan de wand En toen zei hij, terwijl ze koffie binnenbracht "Eh, moet je horen wat ik gedroomd heb vannacht Ik had een mes, in mijn rechterhand
En toen ineens begin ik in mijn arm te snijden Ik sneed, ik sneed erin als in vers brood Ik keek jou aan, mijn handen werden rood 't Vreemde was ook, dat wij allebei niets zeiden
En op het kleed kwam een bloedrode bloem tot leven Toen werd ik bang, ik wou dat jij iets zei 't Was zo raar, jij stond er heel afwezig bij Toen zei jij plotseling: Waar is dat mes gebleven
Je bukte je, maar het was niet te vinden Ik riep: Help me nou, o God, ik ben gewónd Je zei alsof het in een boek geschreven stond Er moet maar iemand komen om je te verbinden
Ik werd ijskoud van binnen, 't was een soort verdriet Dat langzaam groter in me werd, een soort gevaar En jij werd ook steeds treuriger, je stond daar maar Je wou een dokter bellen, maar je deed het niet
Je trok je jas aan en je zei: Ik ga nu even Ik moet tenslotte ook nog naar kantoor vandaag En van mijn armen droop het bloed langzaam omlaag Toen stierf ik, blij dat ik niet door hoefde te leven"
Hij schoor zich, staande voor de spiegel, was nu klaar En in de spiegel kon hij zien dat ze nu zweeg Hij dronk in 't voorbijgaan z'n kopje nog leeg Trok z'n jas aan en zei: Nou, dan ga ik maar