Nu komt een nummer dat mij, en misschien ook u enigszins vertrouwd is. En eh... het wordt weer ingeleid met een korte causerie. Toen ik namelijk Rotterdam bewoonde kwam mij een lied ter ore dat als volgt in zijn werk ging
Laat de baas de pest maar krijgen Wij pikken van de week geen bonen meer Laat de baas de pest maar krijgen Wij pikken van de week niet meer Wij, wij, wij zijn vrij Wij zijn de meiden van de bonenpikkerij
Deze vurige strofen hebben mij natuurlijk onmiddellijk gepakt en bezield. Ik had geen rust voordat ik iets meer te weten kwam van dit eigenaardige, schilderachtige, harde, eerlijke, mooie, onbekende, oude, stervende, vreemde ambacht. Het bleek mij dat er op de Schiedamse dijk - een slecht befaamde buurt - een groot pand verrees waarin ontelbare bonen bijeenlagen. Het waren allen koffiebonen. 's Morgens vroeg verzamelden zich nijvere meisjes bij die bonen. En die moesten dan, de gehele dag door, de goede bonen van de slechte scheiden. De goede bonen gingen naar de directie en de slechte bonen werden keurig netjes verpakt en in de handel gebracht.
Bij al haar levensvreugde kwamen deze meisjes toch 1 ding tekort en dat was een beroepslied. Er zijn allerlei beroepsliederen in omloop. Er zijn liederen van padvinders en heilsoldaten en rovers en zeelieden - hojo, hojo - en liberalen - Haya, Haya - Een kostelijke woordspeling! Maar de bonenpiksters waren nog gespeend van een dergelijk artikel en die leemte heb ik aldus willen voorzien.
Als u 's ochtends om een uur of zeven Wel eens meisjes langs de straat ziet gaan Die zich zingend naar heur werk begeven Zult u daar waarschijnlijk paf van staan
Waarom zijn zij, hoor ik u al vragen Toch zo doelbewust en levensblij Wel, die meisjes werken alle dagen In de bonenpikkerij
Ja, dat zijn de bonenpiksters van de bonenpikkerij 's Morgens gaan de bonenpiksters naar de bonenpikkerij Want wat moeten bonenpiksters zonder bonenpikkerij Daarom horen bonenpiksters in een bonenpikkerij
Een bonenpikster spreekt:
Ja, ook ik ga daag'lijks bonen pikken Bonen pikken ga ook daag'lijks ik Dat zijn wonderbare ogenblikken Telkens als ik bonen pik
Het is niet te vergelijken met muziek of breipatroon Want er komt nog heel wat kijken bij het pikken van een boon Als ervaren bonenpikster weet ik altijd wat ik doe Dikke bonen zijn het dikst, er zijn ook dunne, af en toe
Tal van buitenlui en autochtonen Pikken in, op, of een graantje mee Maar als pikster pik ik enkel bonen Niets dan bonen, ral dal dee
Ik breng trouw mijn pikbroek mede, pikdraad ook eventueel Picknicktrommel en pikslede, pickles en een pikhouweel Piktouw, piktoorts en pikblende, dirty pictures in mijn zak Pikhaak op de schouder en de pikmuts op het schedeldak
Onlangs pikte ik een zeer klein boontje Dat zich dra ontpopte als een krent Daarna kwam het toch nog om zijn loontje Uiteraard kreeg het geen cent
Postkantoren zijn gemixter wat het personeel aangaat Maar daar mogen ze ook niks terwijl men ons de ruimte laat Mag ik niet mijn paasbest dragen, nou dan ga ik met de rest Lekker bij de vakbond klagen en dan krijgt de baas de pest
Op de zaak werkt ook een bonenpikster Die verzot is op gebakken poon Schertsend noemt men haar: de ponenbikster Maar zij vindt het heel gewoon
Als een mede-bonenpikster zich blesseert, da's ongezond Met bekwame spoed leg ik steriel verbandgaas op de wond Paksters plegen mij te honen of zien mij misprijzend aan Maar ik wil alleen als bonenpikster door het leven gaan
And'ren worden leerling-stikster, bloemenschikster, nageltikster Degenslikster, ketelbikster, predikster in Medemblik Kuitenflikster, gatenprikster, perziken-op-sap-inblikster Maar ik blijf een bonenpikster tot m'n allerlaatste snik
Nieuwenhuis moet zakjes plakken, hi, ha, ho Bonenpikster, bonenpikster, bonenpikster, bo