Zij was geboren in Den Helder Zij was fatsoenlijk, net en kuis En van de vliering tot de kelder Was alles helder bij haar thuis Zij had twee helder blauwe ogen Zij lachte met een held're lach En hield ook heldere betogen Geen wonder dat ze helder zag
refr.: Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet Ik zie wat ligt in uw verschiet Een erfenis, een donk're man Ik weet er alles van
Zij had als knappe helderziende Een uitgebreide klantenkring Van danseres tot bankbediende Van sloof tot roeivereniging En zij voorspelde naar believen Haar voorgespel was altijd prijs Voor postbestellers zag ze brieven Voor zeelui zag ze meest een reis
refr.
Zij wist waarvoor ze zich moest wachten Het water zou haar noodlot zijn Dus meed zij meren, zeeen, grachten Het bad, de brandweer en de Rijn En desondanks, het zal u spijten Verraste eenmaal haar de dood Doordat zij haastig moest ontbijten En stikte in een waterbrood
refr.
Zij zag, zij zag, wat niemand zag Maar ach, voor haar kwam toch een dag Dat zij het niet precies kon zien Heeft u dat ook misschien