Wij zijn hier aan de oever van een machtige rivier De andere oever is daarginds, en deze hier is hier De oever waar we niet zijn noemen wij de overkant Die wordt dan deze kant zodra we daar zijn aangeland En dit heet dan de overkant, onthoudt u dat dus goed Want dat is van belang voor als u ovrsteken moet Dat zou nog best eens kunnen, want er is hier veel verkeer En daarom vaar ik steeds maar vice versa heen en weer
refr.: Heen en weer Heen en weer Heen en weer Heen en weer
Ik breng de mensen heen, ik breng weer anderen terug Mijn pont is als het ware ongeveer een soort van brug En als de pont zo lang was als de breedte van de stroom Dan kon hij blijven liggen, zei me laatste een econoom Maar dat zou dan weer lastig zijn voor het rivierverkeer Zodoende is de pont dus kort en gaat hij heen en weer Dan vaart hij uit, dan legt hij aan, dan steekt hij weer van wal En ondertussen klinkt langs berg en dan mijn hoorngeschal
refr.
En als de pont dan weer zijn weg zoekt door het ruime sop Dan komen er werktuiglijk gedachten bij me op Zo denk ik dikwijls over het geheim van het bestaan En dat ik op de wereld ben om heen en weer te gaan Wij zien hier voor ons oog een onverbiddelijke wet Want als ik niet de veerman was dan was een ander het En zulke overdenksels heb ik nu de hele dag Soms met een zucht van weemoed, dan weer met een holle lach
refr.(2x)
De boot is vol
Ik zeg: de boot is vol
Stap niet in de boot Hij is vol Blijf aan de wal, meneer
U ziet toch dat de boot vol is Toe nou mensen, kom toch niet in deze volle boot