Jansen was een van die heren Die artiesten pretegeren En dan overal poseren Als beschermer van de kunst Jansen deed in margarine Tufte in een limousine Droomde 's nachts van stearine En relaties door de kunst Jansens vrouwtje heette Klaasse Was een echte Overmaasse Of misschien wel een Jutfaasse Priesteres der hoge kunst 't Was een alleraardigst vrouwtje Papekoppig schatteboutje Ze droeg blouses zonder mouwtje Maar dat deed ze voor de kunst Jansen kocht veel schilderstukken Om z'n woning op te smukken En hij liet zich dikwijls plukken Door confraters in de kunst Mevrouw Jansen speelde tennis Met een hele goede kennis En ze pleegde heiligschennis Maar dat hoorde bij haar kunst Ook de dienstmeid was kunstzinnig Want al deed ze dikwijls vinnig In 't geheim was ze aanminnig Jegens mensen van de kunst Jansen noemde haar z'n schatje Gaf een ditje en een datje En het schuwe kamerkatje Profiteerde van haar kunst Van de dakgoot tot de drempel Leek het huis een ware tempel Elke kamer droeg de stempel Van de liefde tot de kunst Totdat Jansen plots failleerde Met de nachttrein eclipseerde En een massa lui dupeerde Maar dat was z'n grootste kunst