stedelingen lopen zonder omzien langs de straten of ze zitten met een kater van het weekend op de tram kruipen door de metro met hun afgeleefde lijven en de regenwolken drijven van op 't Zuid tot op de Dam triestige gezichten komen buiten uit de statie en vullen zonder gratie de straten van de stad het grijs van hun gedachten is zo grijs lijk de gebouwen en het grijs van de kasseien die blinken van het nat
maar Barbara loopt met haar nieuw bloezeke te pronken en Sylvia steekt haar blinkend neusje in de wind Erica staat daar met haar heuveltjes te lonken Angela, zie ze maar eens giechelen dat kind
'k ben kwaad op de ministers die ons 't leven moeilijk maken en de binnenlandse zaken naar de knoppen laten gaan kwaad op al degenen die van mijn werk profiteren en uiteindelijk beweren dat ze 't zelf hebben gedaan 'k ben kwaad op de politie, kwaad op de justitie kwaad op al die triestige gezichten op de tram 'k ben kwaad op die ellendige verrekte koude tegenwind en op die natte regen die klettert op de Dam
maar Tineke, waarom zou 'k me daar nu kwaad op'maken en Ineke, als g'haar ziet dan wordt ge goedgezind Lieneke, de regen kan haar enkel mooier maken Francineke gooit haar blonde manen in de wind
wat zouden wij beginnen zonder die godinnen zonder al die bloemen in de stad het leven zou ellendig zijn vol miserie vol chagrijn we waren zeker op termijn een vogel voor de kat