in lang vervlogen tijden toen de wereld werd gevormd werd de zee van 't land gescheiden in een vreselijke storm. uit de bergen kwam er water en dat zocht zijn weg naar beneden door de dalen en het schoon ervan: waar dat 't water kwam daar was 't leven onderweg. de mensen en de dieren passeerden na een tijd langs de stromen en rivieren en ze bleven voor altijd. de dorpen werden steden met hoge muren rondom: in oorlog of in vrede aan de waterkant bleven ze wonen want 't was goed leven aan de stroom
de mensen werden snugger, ze bouwden van op 't land alle soorten bruggen naar de andere kant. en 't volk dat daar woonde leefde daar op zijn manier, z'hadden andere gewoonten spraken een andere taal maar ze woonden allemaal aan dezelfde rivier van 't westen en van 't oosten kwamen schepen aangezeild en ze werden door de loodsen naar de haven begeleid, dokwerkers aan de kaaien werkten hun eigen krom voor te lossen en te laden, en met ieder ras dronken ze 't zelfde glas, 't was goed leven aan de stroom
d'er zijn er veel gekomen en veel zijn er gebleven aan d'oevers van de stroom waar 't zo goed is om te leven al die rassen en culturen dooreen, door 't water bijeen
't zou toch moeten kunnen lukken of blijft het maar een droom zonder politieke trukken aan de waterkant samen wonen want 't is goed leven aan de stroom