ons vader was een struise vent van vijfentwintig jaar tegen werken dag en nacht had hij geen bezwaar en zo is 't gekomen dat hij op een zekere keer in de sterkte van zijn jeugd vuurtorenwachter werd
die toren stond daar op een rots in 't midden van de zee zo schoon gelijk die toren was, zo waren er geen twee maar als ge er van boven op staat ziet ge niks dan water als ge tijd en goesting hebt, ga maar eens zien, hij staat er
en daar stond ons vader dan te draaien met zijn lamp tot er op een duistere nacht iets in zijn stralen kwam toen dacht hij bij zijn eigen : zie ik goed of ben ik mis ? van boven was 't een blote vrouw, van onder was 't een vis
toen heeft hij dat schoon kind van de verdrinkingsdood gered ze lag met hare groene staart te drogen op zijn bed van boven heeft zo'n zeemeermin ook nooit geen kleren aan, en ons vader heeft zijn eigen toen heel even laten gaan
ze waren en ze bleven heel gelukkig alle twee ze speelden op de rotsen en ze zwommen in de zee tot er op een zomerdag een drieling werd geflikt twee klein viskes en den derde dat was ik
ons moeder is toen van verdriet terug in de zee gegaan omdat ze wist dat ze nooit geen zeemeerminnekens kopen kon ons vader heeft drie emmers met tranen volgeblet toen heeft hij van koleire die twee viskes opgefret
mijn vrienden als ge soms eens langs het Noordzeestrand passeert, en ge ziet een blote vrouw met een vissesteert, loopt haar dan eens niet voorbij met uw ogen dicht doet z' alstublieft de groeten, want het is misschien ons moe