Na 'n allermiserabelst daggie (Hij had geen handgift nog gehad Zich suf gezopen op de lat) Kreeg toch de Prins op 't laatst 'n vrachie 'n Juffie stapt in een coupe En sleept een ouwe kerel mee Die 'm toeroept: "Koetsier, zachtjes rijden En vooral de drukke straten mijden!" De Prins, nou ja, hij vat de kneep Hij kent het klappen van de zweep En dat is voor 'n koetsier geen schade Maar ziet, het boze toeval wil Hij houdt z'n rijtuig eensklaps stil Voor 'n oploop op de Nassaukade 'n Vechtpartij, 'n dronken man Maakt dat hij niet passeren kan En zeker uit nieuwsgierigheid Gebruikt hij nu z'n vrije tijd Om door 't gebroken ruit te loeren Wat toch z'n volk wel uit mag voeren Hij ziet niet veel, maar wat-ie hoort Doet schrikken hem... hij kijkt verstoord... Hij hoort dat met 'n zwak geluid De ouwe zegt: "Ik sterf... schei uit..." En van de vrouw klinkt 't gesmoord: "Je drukt me dood... ik steek de moord..." "Wat", roept de Prins, "wel godverdomme Daar zal 'k nou toch er 's tussen komme" En met 'n sprong is hij op straat Rukt aan 't portier en schreeuwt dan kwaad: "Ben jelui beflikkerd? Zeg mooie juf... zeg ouwe pikkert Je mot met mij geen lol uithalen Betaal jullie eerst me lood As d'ouwe sterft en hij drukt jou dood Wie zou me dan de rit betalen...?"