Wanneer men somtijds observeert Hoe urenlang wordt geflaneerd Door jonge en oude heren Tot eind'lijk zij 'n dame zien Hij loopt haar na en denkt: misschien Komaan, och 't is te proberen!
"Mevrouw", als aanleiding zegt hij Tikt aan zijn hoed, komt naderbij Zij beziet hem van hoofd tot tenen Maar dat maakt hem volstrekt niet bang Hij kent dat kijken al zo lang Och, dat zal ze wel niet zo menen!...
"Mevrouw", zo klinkt opeens z'n vraag "Zag ik u onlangs in Den Haag? 't Kan ook ergens anders wezen Sinds die dag, ik geef u m'n woord Heeft heel mijn hart u toebehoord Ach, kon u daarin slechts lezen!
Maar waarom loopt u toch zo gauw En antwoord niets, dat vind ik flauw Ik zou u in goud willen zetten Kom, zeg me dat u van me houdt We zijn dan in 'n week getrouwd O, niemand kan me dat beletten!
Hebt u misschien alreeds 'n man Die u misschien niet uitstaan kan Zeg ja, en ik zal met hem vechten Kom, zeg me daad'lijk maar z'n naam Ik smijt 'm driehoog uit 't raam Mijn bloed heb ik veil voor uw rechten!
Ach, waarom zegt u toch geen woord En doet net of u me niet hoort? Mijn erewoord kunt u vertrouwen Ach, zeg me toch iets, toe, asjeblief Want ik heb u zo hart'lijk lief Ik vind u de schoonste der vrouwen!"...
"Mijn goeie man", zegt z'en blijft staan "Waar haal je al dat moois vandaan Waarmee je me loopt te vervelen? Hier woon ik, hier, dat stoepie op Wil je soms mee? Dat kost tien pop De rest kan me niemendal schelen!"
"Toen pop?" Zo antwoordt onze man "Je denkt bepaald, 't zit er an Laat je dat tot vreugde strekken Ik g'loof verdomd, je bent niet fiks Ik had gedacht, 't was voor niks Nou kun je voor mijn part verrekken!"
En weg gaat hij, zo snel-ie kan Die door en door verliefde man Met al zijn goud en mooie plannen En zij... ze denkt: wat 'n proleet Zo neemt-ie ze nou allen beet Och, och, wat 'n tuig zijn die mannen!