De pelgrim kwam ik tegen op mijn tocht door avondland Ik vroeg hem: zeg waar is je reis naar toe Je naam wordt oud, je schoenen zijn versleten onderhand En ben je al dat zwerven nog niet moe Het wordt al bijna donker, de weg is lang naar huis Ik weet een bron die reizigers verkwikt Die wonderwel ontspringt daar op die heuvel met dat kruis De pelgrim zag me aan, hij keek verschrikt
Ik weet het, sprak de pelgrim, die is er inderdaad De oorsprong van het leven en de deugd Je wordt opnieuw geboren, zegt men als je er in baadt En krijgt 'n nieuwe naam, een tweede jeugd Kom volg mij beste pelgrim en blijf niet langer staan Je wilt toch vinden, naar 'k veronderstel Het spreekwoord zegt: Wie zoekt, die vindt, ik kom er net vandaan Daarom ken ik de weg hier wonderwel
Het spijt mij, zei de pelgrim, 't vinden is maar schijn Mijn wegen zijn bepaald door zon en maan Voor mij is er geen waarheid dan onderweg te zijn En 'k heb nog eeuwen lang alleen te gaan Toen ik hem zag vertrekken die stille vreemdeling Ontvouwde zich een angstig visioen Terwijl hij langzaam verder tastte in de schemering En zelden heb ik zo gehuild als toen