Er groeide een boom in de tuin van het leven Met armen die reikte tot ver in de lucht En steeds als de takken hun vruchten verloren Werden er duizenden mensen geboren En eens op een dag kwam ook ik uit zo'n vrucht In de tuin van het leven
Toen groeide ik op in de tuin van de vrede Tussen sneeuwwitte bloemen en kelken vol licht Verwarmd door de zon en gekust door de regen Heb ik daar handen en voeten gekregen En lippen en ogen een eigen gezicht In de tuin van de vrede
Ik zocht me een weg door de tuin van de liefde Waar paden zo smal zijn maar niet voor een kind Ik hield van de mensen, ik hield van de dieren Ik wilde de straten met bloemen versieren En speelde een spel op de rug van de wind In de tuin van de liefde
De wind nam me mee naar de tuin van geheimen Daar zongen de vogels een wonderlijk lied Er straalde een zilveren licht door de bomen En de wind zei me zachtjes: daar mag je niet komen Maar ik dacht: ik ben groot en ik luisterde niet In de tuin van geheimen
Ik kwam door een poort in de tuin van bekoring Daar staken de rozen mijn ogen in brand Maar toen ik begerig de mooiste wou plukken Vielen de purperen blaadjes aan stukken En stond ik verdwaasd met de steel in mijn hand In de tuin van bekoring
Nu loop ik alleen door de tuin van de stilte Met ogen vol heimwee en armen vol spijt De zon is verdwenen, ik wacht op de morgen Maar een loodgrijze muur houdt de toekomst verborgen De zevende tuin in het land van de tijd Ik kan er wel heen, maar mijn angst is te groot Want achter die muur wacht de tuin van de dood