Zeven uur, tijd om op te staan Hij stapt uit bed, trekt zijn ochtendjas aan En zijn ochtend humeur, die maandagse sleur Buiten de deur staat een snijdende wind Die blaast hem bijna knock out En hij voelt zich zo koud, koud, koud
In de wagen op weg naar zijn baan Komt hij een uur in de file te staan Burgers in blik Twee rijen dik Hij voelt ze kijken maar hij kijkt niet terug Omdat hij niemand vertrouwt Want hun blikken zijn koud, koud, koud Oh hun blikken zijn koud, koud, koud
En op kantoor is er altijd weer wat Is hij een hondjes soms, hij is het zo zat Jansen doe dit Jansen doe dat Het lijkt warempel of geen mens ooit ziet Hoeveel werk hij verstouwt Zelfs zijn koffie wordt koud, koud, koud
Af en toe droomt hij heel even weg Van jongs af aan achtervolgd door pech Hee onderdeur Dan kreeg die een kleur En in gedachten pakt hij iedereen terug Die hem heeft afgesnauwd En dan maakt ie ze koud, koud, koud Oh dan maakt ie ze koud, koud, koud
Zeven uur, televisie aan Het passiespel met de bal wordt gedaan Hup Holland hup We winnen de cup De vrouwen huilen, er is bloed aan de paal Er hangt een man aan het hout En toch laat het hem koud, koud, koud
's Nachts ligt hij te woelen in bed Hij is bang Een vreemde gestalte maakt zich los van het behang Een man in het wit En die zegt die Zal ik je hart maar transplanteren mijn zoon Want dan ben je niet oud Dat hart van jou is zo koud, koud, koud Dat hart van jou is zo koud, zo koud, koud Zo koud, koud, koud Dat hart van jou is zo koud, koud, koud Zo koud, koud, koud