Jaren terug, toen ik nauwelijks zeven was. Gebeurde iets wat ik nooit vergeet Johan was een knaap die overal wat alleen stond. Omdat hij niet meteen de mooiste was. Maar je kon op hem wel rekenen. Hij was vriendelijk en beleefd. En hij had helaas geen vrienden, maar gezond verstand te meer. En hij droeg nooit nieuwe kleren Maar wat afgedragen spul. En als hij je iets kon geven was hij veel te gul.
Elk jaar weer gaf het problemen Toen het stilaan winter werd. En zijn moeder moest gaan zorgen Voor een mantel, pull of een put Wellicht kon ze wel wat maken Met de restjes uit een doos Die ze jaren had verzameld En waaruit ze ’t beste koos.
Die jas met duizend kleuren die zijn moeder schiep voor hem Met zoveel andere stukken Wat naalden en een streng En hoewel er thuis geen goud was Was hij rijker dan een prins In z’n jas met duizend kleuren Die je in geen winkel vind
En met lappen op zijn knieen En gaten in zijn zool En zijn jas met duizend kleuren Kom hij ’s morgens fier naar school Maar het enige dat ze deden Was spotten met die vest Want met die jas met duizend werd hij nog flink gepest
en hij snapte er zelfs niks van want hij voelde zich zo rijk hij verdedigde z’n moeder al dat werk en al die tijd hij vertelde met veel liefde hoe ze alles voor hem deed en die jas met duizend kleuren was meer waard dan een feest.
Maar niemand wou begrijpen en hij voegde er aan toe. De rijkste van u allen weet niet hoe ik me voel. en hoewel er thuis geen goud is ben ik rijker dan een prins. In mijn jas met duizend kleuren is er niks meer dat ik mis. In mijn jas met duizend kleuren is er niks meer nee, is er niks meer dat ik mis.