Die jong ten barre knaap op dat strand in Bretagne Die jou gooide met water en zee en zand Die zo bloot was en bruin als een wilde kastanje Die jouw naam in jouw hart schreef in 't vochtige strand Dat was ik En die knaap die met jou langs de Melkweg ging dwalen Die jou wees, dat is Venus, en daar staat de Ram Die jou fuifde op ijs en die jou liet betalen En die jou bij dat onweer je bangheid ontnam Dat was ik Dat was ik En die knaap die jou lessen in liefde wou geven En die kwaad werd en stampvoette toen je niet wou En die nooit wilde trouwen, maar samen wou leven En die pochte, ik had al prinsessen als vrouw En die stundelde toen hij jouw knie bestreelde Die onhandig toen klungelde aan jouw plastron Die in plaats van de liefde de slaap met jou deelde Jou uitlachte, maar die niet zonder jou kon Dat was ik Dat was ik En die knaap die een babyroos stak in jouw lokken Toen ie samen met jou naar 't stationnetje liep Die "nou dag" zei, en wegging voor jij was vertrokken Maar die na dat moment haast geen nacht rustig sliep Ach die knaap die jouw naam nu al lang is vergeten Maar die weet dat je lief was, en helemaal vrouw Toe vergeet nu die knaap die dacht alles te weten Maar die nooit iets begreep in die zomer met jou Dat was ik Dat was ik Vijftien jaar oud Dat was ik