't Lijkt al weer eeuwen gelee dat ik logeerde In Haarlem bij mijn oom Frans de kunstenaar Zes uur per trekschuit en dan, wanneer die meerde Vlak bij de stadspoort, hoera, dan stond hij daar Dan was er dat huis weer vol gloed en vol glans Met luchtjes van wijn en olieverf en 'k raakte in trance Van gloeiende panelen En potten vol penselen Wat kon ik spelen Daar bij mijn oom Frans
Dagen vol kleur en vol fleur waarin ik leerde Wat mijn oom Frans zoal deed in 't atelier 's Morgens een schutter die breed en trots poseerde 's Middags een drinker, en oom dronk vrolijk mee Die zag oom het liefste, hij was zelf heel wat mans Daar wisselde hij dan grappen mee en stikte bijkans Maar soms tussen de flessen Zes saaie Regentessen "Heel ouwe bessen," Zei dan mijn oom Frans
Soms vroeg oom Frans mij opeens: "Wat wil jij worden Lijkt je dat kunstenaar wat, net als je oom Schilderen, jongen, en vrij, terzij de horde!" Dan zei ik blozend: "Ach oom, dat is mijn droom." Driehonderd jaar later en na zo een stimulans Na driftig proberen, oom, begrijp ik althans 'k Ben nu wel wat flinker Een soort uitblinker Maar enkel als drinker Vergeef me, oom Frans