Het was een lieve stille wereld Dat kleine landje aan de zee Het was een boek van honderd liedjes En wie nog zingen kon zong mee Het ruisde, schitterde en klepte Vol van hojo en lieve lust En het riep van louter vreugd victorie Om malse wei en smalle kust Het was een land van ferme jongens Met koele vuist en rappe hand Die steeds hun beste krachten wijdden Aan koningin en vaderland Het is verdwenen in de verte Met angelus en avondrood En met m'n wagen volgeladen En het is bijna, bijna dood Hoe zachtkens gleed daar in ons bootje Hoe zuiver klonk het hoorngeschal Hoe eenzaam dwaalde er de herder In 't groene dal, in 't stille dal Daar was het goed om in te leven Daar kwam geen vijand ons te na Daar lag een kussentje van varen In ieder bosch met s c h Daar landden scheepjes in de haven En iedere jongen wilde mee En Hollands vlag dat was hun glorie Aan verre kust en smalle ree Dat was het land van melk en boter Van fier maar klein en daden groot Dat Holland wilden we altijd houden En het is bijna, bijna dood Het was een lieve stille wereld Dat kleine landje aan de zee Waarin de hoorn des herders schalde En het karretje op de zandweg ree' Het was het land der vaderen zonen En 't volkje dat z'n erfdeel was Van zessen klaar en welgeschapen Trokken d'rop uit met flinke pas Want het had Neerlands bloed in d'aderen En wij, wij werden vast niet moe En zelfs de koning van Hispanje Kwam aan die dierb'ren grond niet toe Het is verdwenen in de verte Met koetje stoeit en zilvervloot Verdwenen achter gindse heuvel En het is bijna, bijna dood