De stadspoort in het donker dicht De toren slaat het laatste uur En langs de grachten vonkt rood licht Als imitatie-hellevuur De nachtwacht met z'n blinde kop Klimt langs de bruggen stijf en grijs Zijn roep weerkaatst in steeg en slop Een trage lang vergeten wijs
refr.: Twaalf, een, ik houd de wacht De klok heeft geslagen 't Zal spoedig weer dagen En koud is de nacht
Z'n zachte voetstap in 't plantsoen Die tweelingschimmen vluchten doet Trekt slepend door het donkergroen Hij glimlacht wijs en bitterzoet Een grijze man ligt op de straat En zingt zijn lied van brandewijn Wanneer de nachtwacht langs hem gaat Dan stemt hij in met het refrein
refr.
Dan wordt de hemel porselein Het laatste rode licht dat dooft Bij 't fluiten van de eerste trein De nachtwacht schudt zijn bruine hoofd Ontvlucht het zonlicht in een kroeg En leunend op zijn hellebaard Verdrinkt hij daar de dag al vroeg Een dauw van tranen in z'n baard Hij kan niet leven overdag Hij vliegt zich in de zon kapot Geen mens die hem ooit anders zag Dan als een grote grijze mot