Wat ristelt op de Achterweg De Dalmse Steeg voorbij Er glipt een schaduw langs de heg Onder de bomenrij De wind kreunt in de oude eiken Hij kan geen hand voor ogen kijken Maar de maan breekt door het wolkendek En hij klimt over de muur, de gek
refr.: Het kerkhof, het kerkhof Het kerkhof bij nacht Het kerkhof, het kerkhof Het kerkhof bij nacht
Bij een vers gedolven graf Werpt hij zijn mantel af Hij stoort een dode in haar rust Want zie, hij bukt hij bukt en kust Bij de maan haar schaarse licht Kust hij haar marmerbleek gezicht Dan scheurt hij zijn hemd van 't lijf Bespringt de dode koud en stijf
refr.
Hij rukt de kleding van de vrouw Huiverend van genot en kou Levende vrouwen zijn hem te heet Te willig met hun lucht van zweet Bij het kreunen van de eiken Schendt hij nog een drietal lijken Daar krast de raaf, daar roept de uil Hij opent nog een verse kuil
refr.
Van vrouwenlijken met lang haar Breekt hij de benen van elkaar We zien een dode, half vergaan Maar daar trekt hij zich niets van aan Haar borsten zijn al weg aan 't rotten Kaal haar schedel, broos haar botten Eindelijk komt hij hijend af En kruipt bevredigd uit het graf
refr.
Voor hij huiswaarts zal gaan keren Klopt hij de maden uit zijn kleren En na het horen van dit lied Is een pedofiel zo erg nog niet